top of page
Japanse_Terriër_hoofd.png
Japanse_Terriër_zijkant.png

Japanse Terriër

Herkomst: Japan, Nagasaki

Gebruik: Speelhond

FCI-classificatie: Groep 3: Terriërs

                                Sectie 2: kleine Terriërs

                                Zonder werkproef

Bloesem naar links.jpg
Bloesem naar rechts.jpg

Korte historische samenvatting:

De Japanse Terriër of Nippon Terriër of Nihon Terriër, heette oorspronkelijk de Nihon Teria en behoort tot de rasgroep van de kleine Terriërs. Het is een gladharige Terriër met een gladde snuit. In het begin van de 19 eeuw werden een groep vruchtbare en gewillige gladharige fox Terriërs in Japan  (in Nagasaki) geïntroduceerd. Zij stonden aan de wieg van een nieuw ras. Deze Fox Terriërs  die uit Nederland kwamen werden met inheemse honden gekruist om een nieuwe, scherpe Terriër te creëren, die net iets kleiner was dan zijn voorouders (1920). Deze kleine honden, die klein genoeg zijn om enkel als gezelschapsdier te functioneren, kunnen effectief hun werk doen als jachthond. De Japanse Terriër is een goede jachthond en een geschikte hond om in het water te werken. Hij is in staat om een geschoten gans of eend op te halen. Bepaalde exemplaren werden enkel als gezelschapsdier gebruikt, om vervoerd te worden in jaszakken. Zij werden vaak Mikado of Oyuki (sneeuwachtige) Terriërs genoemd. Buiten Japan, waar het ras in 1930 werd erkend, komt hij nauwelijks voor.

Algemeen voorkomen:

  • Kleine, compacte, sierlijke hond

  • Tamelijk lichte botten

  • Zeer korte vacht

  • Staart wordt in het land van herkomst (Japan) gecoupeerd

Gedrag/temperament:

  • Snel

  • Levendig

  • Waakzaam

  • Vrolijk

  • Lief

  • Aanhankelijke gezelschapshond

Omgang:

De Japanse Terriër heeft een liefdevolle opvoeding nodig en vraagt door zijn vrolijke aard veel aandacht. Hij houdt van veel beweging en in de hoogte springen is geen probleem voor hem. De Japanse Terriër is waakzaam, zeer lief en aanhankelijk. Soms is hij ook wat wispelturig, maar overwegend vrolijk en haalt graag geintjes uit. Mits voldoende beweging past de Japanse Terriër zich aan een stadsleven aan. Hij houdt echter niet van de kou. Deze kleine hond heeft een sierlijke houding en heeft erg lichte botten.

Hoofd:

De Japanse Terriër zijn hoofd is plat en redelijk smal, de stop is niet erg afgewerkt. Hij heeft dus geen duidelijke overgang van neus naar voorhoofd. Hij heeft een zwarte neus met een recht neusbeen. Zijn lippen zijn dun en strak en hij heeft sterke witte tanden met een schaargebit. De wangen zijn dun en niet gevuld. De ogen zijn van een matig formaat, ovaal van vorm en donker van kleur. De oren staan hoog en zijn redelijk klein en dun, ze hebben een V-vorm en hangen voorover. De nek is redelijk lang en sterk maar zonder keelhuid en wordt gelijkmatig dikker naar de schouders toe.

Lichaam:

De ratio van de hoogte in verhouding met zijn lichaam is gelijk. De lengte van het neusbeen en de schedel zijn ook gelijk. Hij heeft een hoge schoft en zijn rug is kort en stevig, de lenden zijn lichtjes gebogen. Zijn borst is diep maar de voorborst is niet te breed, zijn ribben zijn goed geveerd en zijn buik is goed opgetrokken. De staart is matig dun. In Japan wordt deze traditioneel afgeknipt. In landen waar dat knippen verboden is, is de natuurlijke vorm lichtjes gekruld en dunner naar de punt toe. In actie wordt die redelijk hoog gedragen.

Ledematen:

De schouders hangen lichtjes af, de voorbenen zijn recht en licht gebeend. De voeten zowel voor als achter zijn dicht gesloten, ze hebben elastische kussentjes en de nagels zijn hard en liefst in een donker kleur. Ze hebben lange achterpoten en de knieën zijn redelijk gedraaid. Het achterste kootje loopt verticaal. Hun gangwerk en beweging is licht en wendbaar.

Vacht:

De Japanse Terriër heeft een enkele vacht van hele korte zachte haren die dicht en glanzend zijn. Driekleurig met een zwarte kop, bruin en wit hoofd. Wit met zwarte vlekken, zwarte markeringen of bruine markeringen op het hoofd. Een kleine zwarte vlek op de rug of bij de staart is toegestaan bij dit ras.

Maten en gewicht:

Hoogte op de schoft is voor beide tussen de 30 en 33 cm.

Het gewicht ligt tussen de 3 en 6 kg.

Bloesem naar rechts.jpg

Fouten:

  • Neus die een ander kleur heeft dan zwart bij witte honden met zwarte markeringen

  • Lichtjes voorbij geschoten mond

  • Effen witte vacht met geen markeringen of enkele markering op het gezicht

Diskwalificatiefouten:

  • Agressief of overdreven verlegen

  • Elke hond die duidelijk fysieke of afwijkende gedragingen toont zal worden gediskwalificeerd.

  • Lange haren

  • Extreem overschoten of onderschoten beet

​

Mannelijke dieren moeten 2 normaal lijkende teelballen hebben afgedaald in het scrotum.

Alleen functionerende en klinisch gezonde honden met rasbevestiging zouden voor fokken gebruikt mogen worden.

Fokker Polen:

bottom of page